Copyright © 2000 Neal Crook
Copyright © 2002 Oswald Buddenhagen
Copyright © 2003 Lauri Watts
Dit document beschrijft kdm, de Display manager van KDE Display Manager. kdm staat ook wel bekend als het “Aanmeldscherm”.
Inhoudsopgave
kdm biedt een grafische interface om u bij een systeem aan te melden. Het vraagt om de gebruikersnaam en het wachtwoord, bevestigt de identiteit van de gebruiker en start een “sessie”. kdm is op een aantal manieren veel beter dan xdm, de X-Display Manager.
Dit is een snelstartgids voor gebruikers die in het volgende profiel passen:
X is geconfigureerd en werkt vanaf de commandoregel met het commando startx.
Iedere gebruiker gebruikt in het algemeen één enkele vensterbeheerder of bureaubladomgeving en verandert de gemaakte keuze niet al te vaak, of vindt het vrij eenvoudig om een enkel tekstbestand te bewerken om de gemaakte keuze te wijzigen
Dit scenario voldoet voor veel systemen, waar een enkele gebruiker, of verscheidene gebruikers de computer opstarten en in de bureaubladomgeving van hun keuze werken.
Procedure 2.1. Een standaardsessie instellen
Maak of open het bestand ~/.xinitrc
Als u al over het bestand ~/.xinitrc
beschikt, gaat u door met de volgende stap
Voeg een regel toe, als deze er nog niet is, aan het bestand ~/.xinitrc
om de vensterbeheerder of bureaubladomgeving van uw keuze te starten.
Voor KDE moet u het volgende intypen:
startkde
Voor andere vensterbeheerders of bureaubladomgevingen kunt u het beste de betreffende documentatie raadplegen voor het juiste commando.
Maak eek koppeling, dit gaat als volgt:
ln -s
~/.xinitrc ~/.xsession
Wanneer u nu startx
op de commandoregel intypt, moet X opstarten met een KDE-sessie. De volgende taak is: kdm uitproberen.
Als root
typt u kdm
op de commandoregel.
U moet nu een aanmeldvenster zien, dit venster wordt uitgebreider beschreven in het gedeelte Hoofdstuk 3, Het aanmeldscherm.
Typ uw gewone gebruikersnaam en uw wachtwoord in de daarvoor bestemde velden en laat het sessietype standaard
gemarkeerd, er wordt nu een KDE-sessie voor uw gebruiker geopend.
Als u nog voor meer gebruikers moet configureren, herhaalt u de procedure voor iedere gebruiker.
Deze korte uitleg is genoeg om u op weg te helpen. U wilt waarschijnlijk kdm verder aanpassen, bijvoorbeeld de namen van de systeem-accounts verbergen, meer sessies toestaan, enzovoort. Verderop in deze handleiding kunt u lezen hoe u dit soort zaken moet doen.
De gebruikersinterface van kdm; bestaat uit twee dialoogvensters. Het hoofddialoogvenster biedt de volgende opties:
Een veld Gebruikersnaam: waar u uw gebruikersnaam kunt intypen.
Een veld Wachtwoord: waar u uw wachtwoord kunt intypen.
(Optioneel) een grafische afbeelding van elke gebruiker (bijvoorbeeld een digitale foto). Klikken op een afbeelding staat gelijk aan the typen van de geassocieerde gebruikersnaam in het veld Gebruikersnaam:. (Deze optie is een imitatie van de login-box op IRIX®).
Een keuzelijst Menu zodat kdm gebruikt kan worden om sessies met andere vensterbeheerders of bureaubladomgevingen, die op het systeem geïnstalleerd zijn, te starten.
(Optioneel) Links van de velden Gebruikersnaam:, Wachtwoord: en Sessietype:, velden om of een statische afbeelding of een analoge klok weer te geven.
Een knop die de gebruikersnaam en het wachtwoord valideert en dan een sessie van het geselecteerde type start.
Een knop die de tekst in de velden Gebruikersnaam: en Wachtwoord: wist.
Een knop die een menu met de volgende items opent:
(Op lokale displays) Een item die de draaiende X-Server afsluit, een nieuwe opstart en een nieuw aanmeldscherm weergeeft. Deze optie kunt u gebruiken als het beeld op de een of andere manier vervormd is.
(Op displays op afstand) Een item dat de verbinding met de XDMCP-server verbreekt. Als de verbinding tot stand gekomen is door middel van een zogenaamde host-chooser, wordt deze geopend, in alle andere gevallen wordt de X-Server opnieuw gestart en wordt het aanmeldscherm opnieuw geopend.
(Optioneel op lokale displays) A item dat de X-Server afsluit en u een commandoregel geeft om u weer aan te melden. kdm laat het grafische aanmeldscherm weer zien als niemand zich na een bepaalde tijd heeft aangemeld.
(Optioneel) Een knop die het dialoogvenster opent.
Het dialoogvenster Afsluiten toont een set radioknoppen waaruit u één van de volgende opties kunt selecteren:
sluit het systeem op een gecontroleerde manier af, klaar om de stroom uit te schakelen.
Sluit het systeem af start het weer op. Op systemen die Lilo gebruiken wordt een lijst getond waarin u een bepaalde besturingssysteem-kernel kunt kiezen die voor het herstarten gebruikt moet worden.
Stop de X-server en start hem weer. Deze optie gebruikt u bijvoorbeeld wanneer iets in de configuratie van X11 gewijzigd hebt.
Stop de X-Server en schakel het systeem naar de console-modus. Dit gebeurt door het systeem op runlevel 3 te zetten. De systeembeheerder zal deze optie bijvoorbeeld gebruiken om X11-software te vernieuwen of opnieuw te configureren.
Klik op om de geselecteerde actie uit te voeren, klik op om terug te keren naar het hoofdvenster van kdm.
In dit hoofdstuk wordt aangenomen dat kdm op uw systeem werkt en dat u het alleen gedrag ervan wilt veranderen.
Wanneer kdm start, leest het de configuratie uit de map $KDEDIR/share/config/kdm/
(afhankelijk van het systeem kan dit ook /etc/kde3/kdm/
of nog iets anders zijn).
Het belangrijkste bestand is kdmrc
;, naar alle andere bestanden wordt vanuit dit bestand verwezen en deze bestanden kunnen onder elke willekeurige naam overal op het systeem opgeslagen zijn - maar in het algemeen is dat vanzelfsprekend niet echt zinvol (één uitzondering kan de verwijzing naar de configuratiebestanden van een geïnstalleerde xdm zijn - wanneer er echter een nieuwe kdm wordt geïnstalleerd, worden de instellingen uit de configuratiebestanden van de geïnstalleerde xdm geïmporteerd).
Omdat kdm moet draaien voordat gebruikers zich kunnen aanmelden, is het niet met een bepaalde gebruiker geassocieerd. Daarom is het ook niet mogelijk dat gebruikers eigen configuratiebestanden hebben; voor alle gebruikers gelden de instellingen in de algemene kdmrc
. Hieruit volgt dat de configuratie van kdm alleen gewijzigd kan worden door gebruikers met schrijfrechten voor $
(gewoonlijk beperkt tot systeembeheerders die aangemeld zijn als KDEDIR
/share/config/kdm/kdmrcroot
).
U kunt het bestand kdmrc
dat door het systeem gebruikt wordt bekijken en u kunt kdm configureren door dit bestand te bewerken. Hiervoor kunt u ook het grafische hulpmiddel van het KDE Configuratiecentrum gebruiken (kies ->), een beschrijving hiervan kunt u vinden in de helpbestanden van KDE Configuratiecentrum.
In de rest van dit hoofdstuk wordt de configuratie van kdm via het KDE Configuratiecentrum beschreven. In het volgende hoofdstuk worden de beschikbare opties in kdmrc
zelf beschreven. Als u alleen voor lokale gebruikers moet configureren, zou de module van KDE Configuratiecentrum voldoende moeten zijn. Als u aanmeldingen op afstand moet configureren of als u meerdere kdm-sessies draait zult u verder moeten lezen.
In deze module kunt u kdm, het grafische aanmeldscherm van KDE, configureren. U kunt het uiterlijk wijzigen, bepalen wie er toegang heeft tot het aanmeldscherm en wie het systeem kan uitzetten.
Alle instellingen worden in het configuratiebestand kdmrc
weggeschreven. Het oorspronkelijke bestand bevat heel veel commentaren die u kunnen helpen bij de configuratie van kdm. Als u de module van het KDE Configuratiecentrum gebruikt, worden deze commentaren uit het bestand verwijderd. Alle beschikbare opties in kdmrc
worden beschreven in Hoofdstuk 5, De bestanden die door kdm voor de configuratie gebruikt worden.
De opties die in dit hoofdstuk vermeld worden hebben een kruisverwijzing naar hun equivalenten in kdmrc
. Alle opties die in de module van het KControl beschikbaar zijn, zijn ook direct beschikbaar in kdmrc
, maar het omgekeerde is niet altijd waar.
Deze module is in verscheidene secties verdeeld om al deze opties te ordenen: Uiterlijk, Lettertype, Achtergrond, Afsluiten, Gebruikers en Gemak.
U kunt tussen deze secties heen en weer schakelen door op de tabs bovenin het venster te klikken.
Als u nu niet als root aangemeld bent, moet u op de knop klikken. U moet dan het root-wachtwoord intypen. Als het wachtwoord correct is, kunt u de instellingen in deze module wijzigen.
Op dit tabblad kunt u het uiterlijk van kdm, het grafische aanmeldscherm van KDE's wijzigen.
De Begroeting: is de titel van het aanmeldscherm. Het is vooral nuttig om deze optie in te stellen als er veel servers zijn waarop gebruikers zich kunnen aanmelden. U kunt diverse plaatshouders gebruiken, deze worden, met het corresponderende sleutelwoord, beschreven bij de optie GreetString
in kdmrc
.
Vervolgens kunt u kiezen om of de huidige systeemtijd, of een logo, of niets te laten weergeven. Maak uw keuze door op een radioknop bij Logogebied: te klikken. Dit correspondeert met LogoArea
in kdmrc
Als u Logo tonen hebt gekozen, kunt u nu een logo uitkiezen:
Sleep met de muis een afbeelding op de afbeeldingknop.
Klik op de afbeeldingknop en kies een afbeelding in het dialoogvenster.
Als u geen logo specificeert, wordt het standaardlogo $
gebruikt.KDEDIR
/share/apps/kdm/pics/kdelogo.xpm
Gewoonlijk wordt het aanmeldscherm in het midden van het scherm geplaatst. Gebruik de opties bij Positie: als u het op een andere plaats wilt zetten. In de vakjes X: en Y: kunt u de relatieve positie (percentage van de schermgrootte) voor het midden van het aanmeldscherm specificeren, relatief aan de linkerbovenhoek van het scherm. Dit correspondeert met het sleutelwoord GreeterPos
in kdmrc
.
De KDE-stijl is afhankelijk van de instellingen die de gebruiker gemaakt heeft; de stijl die door kdm gebruikt wordt, kan geconfigureerd worden met de opties GUI-stijl: en Kleurenschema:. Deze opties corresponderen met GUIStyle
en ColorScheme
in kdmrc
.
Hieronder kunt u de taal voor het aanmeldscherm kiezen. Deze optie correspondeert met Language
in kdmrc
.
Op dit tabblad kunt u het lettertype dat in het aanmeldscherm gebruikt wordt wijzigen. In de lijst staan alleen de lettertypen die voor alle gebruikers beschikbaar zijn, geen lettertypen die voor een enkele gebruiker geïnstalleerd zijn.
U kunt drie verschillende stijlen voor het lettertype kiezen (Algemeen:, Foutmelding: en Begroeting:). Als u op de knop klikt, verschijnt er een dialoogvenster waarin u het lettertype en de stijl kunt kiezen.
Het lettertype van de optie Algemeen: wordt bijna overal in het aanmeldscherm gebruikt.
Het lettertype van de optie Foutmelding: wordt gebruikt wanneer een aanmelding mislukt.
Het lettertype van de optie Begroeting: wordt in de titelbalk gebruikt (Greeting String).
U kunt het keuzevakje Anti-aliasing gebruiken voor tekst markeren als u rafelige tekst in het aanmeldscherm gladder wilt maken.
Hier kunt u de achtergrond van het bureaublad, dat gebruikt wordt voordat een gebruiker zich aanmeldt, wijzigen. U kunt een enkele kleur of een afbeelding als achtergrond gebruiken. Als u een afbeelding voor de achtergrond kiest, kunt u deze laten centreren; als de afbeelding niet het gehele scherm bedekt, wordt de geselecteerde achtergrondkleur gebruikt om de rest van het scherm in te vullen.
De achtergrondkleuren en effecten kunt u instellen met de opties op het tabblad Achtergrond en u kunt een afbeelding en de positie ervan kiezen op het tabblad Wallpaper.
Om de achtergrondkleur(en) te wijzigen klikt u op een kleurknop, u kunt dan een nieuwe kleur kiezen.
In de uitvouwlijst boven de kleurknoppen vindt u verscheidene effecten voor de vermenging. Maak een keuze, u kunt een voorbeeld zien in de monitor bovenin het venster. De keuzemogelijkheden zijn:
Bij deze optie kunt u één kleur kiezen, (gebruik de knop ) en de gehele achtergrond wordt met deze kleur bedekt.
Bij deze optie kunt u twee kleuren kiezen (gebruik beide kleurknoppen).
Klik op Instellen om een patroon te kiezen. Er wordt een nieuw dialoogvenster geopend, waarin u een patroon kunt kiezen. Klik op het patroon van uw keuze en klik daarna op OK, KDE rendert het patroon door gebruik te maken van de twee gekozen kleuren. Meer informatie over patronen kunt u vinden in Achtergrond: patronen toevoegen, verwijderen en wijzigen.
Als u deze optie kiest, kan KDE een extern programma gebruiken voor de achtergrond gebruiken. Dit kan elk willekeurig programma zijn. Meer informatie over deze optie kunt u vinden in Achtergrond: Een extern programma gebruiken.
Bij deze optie kiest u twee kleuren (gebruik beide kleurknoppen). KDE begint met Kleur 1 aan de linkerkant van het scherm en verandert deze langzaam in Kleur 2 tot de rechterkant van het scherm bereikt is.
Bij deze optie kiest u twee kleuren (gebruik beide kleurknoppen). KDE begint met Kleur 1 aan de bovenkant van het scherm en verandert deze langzaam in Kleur 2 tot de onderkant van het scherm bereikt is.
Bij deze optie kiest u twee kleuren (gebruik beide kleurknoppen). KDE begint met Kleur 1 in de hoeken van het scherm en verandert deze langzaam in Kleur 2 tot het midden van het scherm bereikt is.
Bij deze optie kiest u twee kleuren (gebruik beide kleurknoppen). KDE begint met Kleur 1 in de hoeken van het scherm en verandert deze langzaam in Kleur 2 tot het midden van het scherm bereikt is. De “vorm” van dit kleurverloop is anders dan die van het piramidevormige kleurverloop.
Bij deze optie kiest u twee kleuren (gebruik beide kleurknoppen). KDE begint met Kleur 1 in het midden van het scherm en verandert deze langzaam in Kleur 2 tot de randen van het scherm bereikt zijn.
De knop "Instellen" is alleen nodig bij Achtergrondprogramma of Patronen. In die gevallen wordt er een ander dialoogvenster geopend waarin u de instellingen kunt wijzigen.
Achtergrondafbeelding
Om een nieuwe achtergrondafbeelding te kiezen klikt u op het tabblad Achtergrondafbeeldingen. Op dit tabblad kunt u een afbeelding uit de keuzelijst Achtergrondafbeeldingen kiezen. Als u op de knop klikt, verschijnt er een dialoogvenster waarin u een bestand kunt kiezen.
De afbeelding kan op een aantal verschillende manieren weergegeven worden:
Er wordt geen afbeelding weergegeven, alleen de achtergrondkleuren.
De afbeelding wordt op het scherm gecentreerd. De achtergrondkleuren bedekken de ruimte die niet door de afbeelding bedekt wordt.
De afbeelding wordt gedupliceerd, net zo vaak als nodig is om het gehele scherm te bedekken. De eerste afbeelding wordt in de linkerbovenhoek geplaatst en omlaag en naar rechts gedupliceerd.
De afbeelding wordt gedupliceerd, net zo vaak als nodig is om het gehele scherm te bedekken. De eerste afbeelding wordt in het midden geplaatst en omhoog, omlaag, naar rechts en naar links gedupliceerd.
De afbeelding wordt in het midden van het scherm geplaatst en naar de grootte van het scherm geschaald. De beeldverhouding wordt niet gewijzigd, zodat de afbeelding niet vervormd wordt.
De afbeelding wordt naar de grootte van het scherm geschaald en eventueel uitgerekt.
Toestemming voor afsluiten
Kies in de keuzelijst wie er toestemming heeft om het systeem af te sluiten:
Niemand: Niemand kan de computer met behulp van kdm afsluiten. U moet aangemeld zijn en een commando uitvoeren.
Iedereen: iedereen kan de computer met behulp van kdm afsluiten.
Alleen root: kdm vereist dat het root
-wachtwoord ingetypt wordt voordat de computer afgesloten kan worden.
U kunt voor Lokaal: en Op afstand: apart instellen wie toestemming heeft om het systeem af te sluiten..
Commando's
Typ het precieze afsluit-commando in deze tekstvelden.
Het commando Halt: is standaard /sbin/halt. Het commando Herstarten: is standaard /sbin/reboot.
Als de optie Boot-opties tonen ingeschakeld is, laat kdm bij het herstarten de opties voor de lilo-bootmanager zien. Voor een correcte werking van deze functie moet u de juiste paden naar het commando lilo en naar het mapbestand van lilo intypen. Opmerking: deze optie is niet op alle besturingssystemen beschikbaar.
Hier kunt u instellen hoe de gebruikers in het aanmeldscherm gerepresenteerd worden.
U kunt de lijst van gebruikers in kdm geheel uitschakelen in het gedeelte Gebruikers tonen. U kunt kiezen uit:
Toont alleen de gebruikers die u in de lijst ernaast hebt gespecificeerd
Als u dit keuzevakje niet markeert, wordt er geen lijst getoond. Dit is de veiligste instelling, omdat een computerkraker dan zowel een geldige gebruikersnaam als een wachtwoord moet raden. Het is ook de beste keuze als er veel gebruikers in de lijst staan, waardoor de lijst nogal omslachtig wordt.
U kunt nu de gebruikers selecteren die niet in de lijst moeten komen, alle andere gebruikers worden wel in de lijst opgenomen.
Onafhankelijk van de gebruikers die u bij naam gespecificeerd hebt, kunt u de UID's van het systeem gebruiken om een bereik van geldige UID's te specificeren die in de lijst getoond moeten worden. Standaard worden gebruikers-id's onder de 1000, wat vaak systeem- of daemon-gebruikers zijn, en boven de 65000, niet getoond.
U kunt de optie Gebruikers sorteren inschakelen om de lijst op alfabetische volgorde te sorteren. Als deze optie uitgeschakeld is, wordt de volgorde uit het wachtwoordbestand gebruikt. kdm vult gebruikersnamen automatisch aan als u de optie Auto-aanvulling inschakelt.
Als u instelt dat gebruikers getoond worden, laat het aanmeldscherm afbeeldingen (die u eerder geselecteerd hebt) van de gebruikers zien. Om aan te melden kan een gebruiker zijn naam of afbeelding kiezen en het wachtwoord intypen.
Als u een gebruikersafbeelding toestaat, kunt u de bron voor die afbeeldingen configureren.
Hier kunt u de admin-afbeelding configureren voor iedere gebruiker van het systeem. Afhankelijk van de volgorde die u hierboven gekozen hebt, kunnen gebruikers uw selectie verwerpen.
Als u instelt dat gebruikers niet getoond worden, ziet het aanmeldscherm er wat traditioneler uit. Gebruikers moeten hun naam en wachtwoord intypen om toegang te krijgen. Dit is de manier die de voorkeur heeft als er veel gebruikers op deze terminal zijn.
Op het tabblad Gemak kunt u enkele opties instellen, zoals automatisch aanmelden of wachtwoorden uitschakelen, om het leven van luie mensen wat gemakkelijker te maken,
Voordat u deze opties gebruikt, kunt u er beter nog eens goed over nadenken. Elke optie op het tabblad Gemak is uitstekend geschikt om de beveiliging van het systeem te schaden. In de praktijk komt het erop neer dat deze opties alleen in een totaal niet-kritieke omgeving gebruikt kunnen worden, bijv. een privécomputer thuis (zonder aansluiting op het internet).
Automatisch aanmelden geeft iedereen, zonder enige verificatie, toegang tot een bepaalde account op uw systeem. U kunt dit instellen met de optie Automatisch aanmelden activeren.
U kunt het account, dat gebruikt moet worden voor automatisch aanmelden, in de lijst Gebruiker: kiezen.
met deze optie kunt u bepaalde gebruikers toestemming geven om zich zonder een wachtwoord aan te melden. U kunt dit inschakelen bij Aanmelden zonder wachtwoord activeren.
Onder deze optie staat een lijst van de gebruikers. Markeer het keuzevakje naast de gebruikersnaam om deze optie voor die gebruiker te activeren. Standaard is dit voor alle gebruikers uitgeschakeld.
Ook hier geldt weer dat deze optie alleen in een veilige omgeving gebruikt kan worden. Als u de optie op een publiek systeem inschakelt, zorg er dan voor dat alleen gebruikers met zeer beperkte rechten, bijv. guest
, zich zonder wachtwoord kunnen aanmelden.
U kunt ook instellen welke gebruiker al “voorgeselecteerd” is wanneer kdm start. De standaard is Geen, maar u kunt Vorige kiezen, kdm selecteert dan de gebruiker die zich als laatste succesvol heeft aangemeld. U kunt een bepaalde gebruiker die altijd geselecteerd wordt Specificeren. U kunt ook instellen dat kdm de focus in het tekstvak "Wachtwoord" plaatst, zodat na het verschijnen van het aanmeldscherm, het wachtwoord direct ingetypt kan worden.
Met de optie Opnieuw aanmelden wanneer de X-server onverwacht wordt beëindigd kunt u de verificatie overslaan na een crash van de X-server.
In dit hoofdstuk worden de bestanden beschreven die het gedrag van kdm besturen. Een aantal opties kunnen ook in de KControl-module ingesteld worden, maar niet allemaal.
De basisopmaak van het bestand lijkt op “INI-bestanden”. Opties zijn paren van sleutel/waarde, onderverdeeld in secties. Alle tekst in het bestand is hoofdlettergevoelig. Syntactische fouten en sleutel/sectie identifiers die niet herkend worden hebben tot gevolg dat kdm niet-fatale foutmeldingen geeft.
Regels die met #
beginnen zijn commentaren; lege regels worden ook genegeerd.
Secties worden aangegeven door [
Naam van sectie
]
.
U kunt elke X-display individueel configureren.
Elke display heeft een display-naam, die uit een host-naam (die leeg is voor lokale displays die in StaticServers
of ReserveServers
gespecificeerd zijn), een dubbele punt en een display-nummer. Bovendien behoort een display tot display-klasse (die in de meeste gevallen genegeerd kan worden).
Secties met display-specifieke instellingen hebben de formele syntax [X-
host
[ :
number
[ _
class
] ] -
sub-section
]
Alle secties met dezelfde sub-section
vormen tezamen een sectie-klasse.
U kunt het jokerteken *
gebruiken (komt overeen met elk willekeurig teken) voor host
, number
, en class
. U kunt erna komende componenten weglaten; er wordt aangenomen dat die dan *
zijn. Het host-deel kan een domein-specificatie als .inf.tu-dresden.de
zijn of het jokerteken +
(komt overeen met niet-lege plaatsen).
Deze regels bepalen vanuit welke sectie de instelling feitelijk overgenomen wordt:
Een exacte overeenkomst heeft voorrang op een gedeeltelijke overeenkomst (voor het host-deel), die weer voorrang heeft op een jokerteken. (+
heeft voorrang op *
).
Voorrang neemt af van links naar rechts voor precies gelijke overeenkomsten.
Voorbeeld: display name “myhost.foo:0”, klasse “dpy”
[X-myhost.foo:0_dpy] heeft voorrang op
[X-myhost.foo:0_*] (hetzelfde als [X-myhost.foo:0]) heeft voorrang op
[X-myhost.foo:*_dpy] heeft voorrang op
[X-myhost.foo:*_*] (hetzelfde als [X-myhost.foo]) heeft voorrang op
[X-.foo:*_*] (hetzelfde als [X-.foo]) heeft voorrang op
[X-+:0_dpy] heeft voorrang op
[X-*:0_dpy] heeft voorrang op
[X-*:0_*] (hetzelfde als [X-*:0]) heeft voorrang op
[X-*:*_*] (hetzelfde als [X-*]).
Deze secties komen niet overeen met deze display:
[X-hishost], [X-myhost.foo:0_dec], [X-*:1], [X-:*]
Algemeen gebruikte secties zijn [X-*] (alle displays), [X-:*] (alle lokale displays) en [X-:0] (de eerste lokale display).
De indeling van alle sleutels is
. Sleutels zijn alleen geldig in de sectie-klasse waarvoor ze gedefinieerd zijn. Sommige sleutels worden niet toegepast op bepaalde displays, in dat geval worden ze genegeerd. key
=
value
Als een instelling niet gevonden wordt in een bijbehorende sectie, wordt de standaard gebruikt.
Speciale tekens moeten worden voorafgegaan door een backslash (spaties aan het begin en aan het eind van de regel (\s
), tab (\t
), nieuwe regel (\n
), regelterugloop (\r
) en de backslash zelf (\\
)).
In lijsten worden velden gescheiden door komma's zonder spaties ertussen.
Sommige commando-strings worden op een vereenvoudigde sh-manier gesplitst: enkele aanhalingstekens ('
) en dubbele aanhalingstekens ("
) hebben de gangbare betekenis; de backslash haalt alles aan (niet alleen speciale tekens). Opmerking: de backslashes moeten verdubbeld worden vanwege de twee aanhalings-niveaus.
Een onaangeroerd kdmrc
-bestand is voorzien van uitgebreide commentaren. Alle commentaren gaan verloren als u dit bestand met het K-Configuratiecentrum wijzigt.
Deze sectie bevat globale opties die niet in een specifieke sectie passen.
ConfigVersion
Deze optie is er alleen om nette automatische upgrades mogelijk te maken. Wijzig dit in geen geval, u zou toekomstige upgrades in de war kunnen gooien en het resultaat kan zijn dat kdm niet meer werkt.
StaticServers
Lijst van displays (X-Servers) die permanent door kdm beheerd worden. Displays met een host-naam zijn "vreemde" displays, waarvan verwacht wordt dat ze al draaien, de andere zijn lokale displays waarvoor kdm een eigen X-Server start; zie ServerCmd
. Elke display kan aan een display-klasse behoren; u kunt dit aan de display-naam toevoegen, gescheiden door een underscore. Zie de paragraaf “Permanente X-Servers specificeren” voor de details.
De standaard is “:0”.
ReserveServers
Lijst van displays op aanvraag. Zie StaticServers
voor de syntax.
Standaard leeg
ServerVTs
Lijst van Virtual Terminals om aan X-Servers toe te wijzen. Bij negatieve getallen wordt de absolute waarde gebruikt, de VT wordt alleen toegewezen als de kernel aangeeft dat deze vrij is. Als kdm deze lijst overschrijdt, worden vrije VTs toegewezen die een hogere waarde hebben dan de laatste absolute waarde in de lijst. Op dit moment alleen voor Linux.
Standaard leeg
ConsoleTTYs
Deze optie is voor besturingssystemen (OS-en) met ondersteuning voor virtuele terminals (VT's), zowel door kdm als de OS zelf. Op dit moment geldt dit alleen voor Linux.
Wanneer kdm overschakelt naar de console-modus, begint het alle TTY's te monitoren (zonder de voorafgaande /dev/
). Als er geeneen gedurende een bepaalde tijd actief is, schakelt kdm terug naar het X-aanmeldscherm.
Standaard leeg
PidFile
De gespecificeerde bestandsnaam wordt aangemaakt en bevat dan een ASCII-representatie van het proces-ID van het hoofdproces van kdm; de PID wordt niet opgeslagen als de bestandsnaam leeg is.
Standaard leeg
LockPidFile
Deze optie bepaalt of kdm bestandsvergrendeling gebruikt om te voorkomen dat meerdere display managers met elkaar botsen.
De standaard is “true”.
AuthDir
Deze optie geeft een naam aan de directory waarin kdm X-Server-autorisatie-bestanden opslaat bij het initialiseren van de sessie. kdm verwacht dat het systeem tijdens het rebooten verouderde bestanden uit deze directory verwijdert.
Het autorisatie-bestand, dat voor eenm bepaalde display gebruikt moet worden, kan gespecificeerd worden met de optie AuthFile
in [X-*-Core].
De standaard is “/var/run/xauth”.
AutoRescan
Deze booleaanse waarde bepaalt of kdm automatisch zijn configuratie-bestanden herleest als deze gewijzigd zijn.
De standaard is “true”.
ExportList
Aanvullende omgevingsvariabelen die kdm mee moet geven aan alle programma's die het draait. LD_LIBRARY_PATH
en XCURSOR_THEME
zijn goede kandidaten; overigens zou dit niet vaak nodig moeten zijn.
Standaard leeg
RandomFile
Als het systeem geen eigen entropiebron, zoals /dev/urandom (zie RandomDevice
) heeft, en er geen entropie-daemon, zoals EGD (zie PrngdSocket
en PrngdPort
) draait, valt kdm terug op zijn eigen pseudo-random-getallen generator die, onder andere, achtereenvolgens delen van dit bestand een checksum geeft (die vanzelfsprekend regelmatig gewijzigd moet worden).
Deze optie is niet beschikbaar op Linux en diverse BSD's.
De standaard is “/dev/mem”.
PrngdSocket
Als het systeem geen eigen entropiebron, zoals /dev/urandom (zie RandomDevice
) heeft, worden willekeurige gegevens van een Pseudo-Random Number Generator Daemon, zoals EGD (http://egd.sourceforge.net) via deze UNIX-domain-socket gelezen.
Deze optie is niet beschikbaar op Linux en diverse BSD's.
Standaard leeg
PrngdPort
Hetzelfde als PrngdSocket
, maar gebruikt een TCP-socket op localhost.
RandomDevice
Het pad naar een character-device waarvanaf kdm de willekeurige gegevens moet lezen. Leeg betekent dat het geprefereerde entropy-device van het systeem gebruikt wordt, als dat er is.
Deze optie is niet beschikbaar op OpenBSD, dit gebruikt in plaats daarvan de functie arc4_random.
Standaard leeg
FifoDir
De directory waarin de commando's FiFos gecreëerd moeten worden; laat dit leeg om deze uit te schakelen.
De standaard is “/var/run/xdmctl”.
FifoGroup
De groep waartoe het globale commando FiFo moet behoren; kan zowel een naam als een numeriek ID zijn.
DataDir
De directory waarin kdm blijvende werkgegevens moet opslaan; zulke gegevens zijn bijvoorbeeld: de vorige gebruiker die zich op een bepaalde display aangemeld had.
De standaard is “/var/lib/kdm”.
DmrcDir
De directory waarin kdm de .dmrc
-bestanden van gebruikers moet opslaan. Dit is alleen nodig als de home-directory's niet gelezen kunen worden voordat de aanmelding plaats vindt (zoals met AFS).
Standaard leeg
Deze sectie bevat opties die bepalen hoe kdm XDMCP-aanvragen behandelt.
Enable
Bepaalt of kdm naar binnenkomende XDMCP-aanvragen luistert.
De standaard is “true”.
Port
Dit duidt het nummer van de UDP-port aan die kdm gebruikt om naar binnenkomende XDMCP-aanvragen te luisteren. Als u het systeem moet debuggen kunt u dit veranderen, anders kunt u het beter op de standaardwaarde laten.
De standaard is “177”.
KeyFile
XDMCP-authenticatie op de manier van XDM-AUTHENTICATION-1 vereist dat een privésleutel gedeeld wordt door kdm en de terminal. Deze optie specificeert het bestand met deze waarden. Elk item in het bestand bestaat uit een display-naam en de gedeelde sleutel.
Standaard leeg
Xaccess
Om ongeautoriseerd XDMCP-service te voorkomen en om XDMCP-IndirectQuery aanvragen te kunnen doorsturen, bevat dit bestand een database met host-namen die of directe toegang hebben tot deze computer, of een lijst met hosts hebben waar de aanvragen naar doorgestuurd moeten worden. De indeling van het bestand wordt beschreven in de paragraaf “Beheer van XDMCP-toegang”.
De standaard is “${kde_confdir
}/kdm/Xaccess”.
ChoiceTimeout
Het aantal seconden dat gewacht moet worden tot de display reageert nadat de gebruiker een host uit de chooser gekozen heeft. Als de display binnen deze tijd een XDMCP-IndirectQuery stuurt, wordt de aanvraag doorgestuurd naar de gekozen host; anders wordt er aangenomen dat dit een nieuwe sessie is en wordt de chooser opnieuw getoond.
De standaard is “15”.
RemoveDomainname
Wanneer de display-naam voor XDMCP-clients berekend wordt, creëert de name-resolver in de regel een volledig gekwalificeerde host-naam voor de terminal. Omdat dit soms verwarrend kan zijn, verwijdert kdm, als deze optie ingeschekeld is, het domein-naam deel van de host-naam als deze hetzelfde is als de domein-naam van de lokale host.
De standaard is “true”.
SourceAddress
Gebruikt het numerieke IP-adres van de inkomende verbinding op multihomed hosts in plaats van de host-naam. Dit wordt gedaan om te voorkomen dat geprobeerd wordt een verbinding te maken met de verkeerde interface, die op dat moment uit kan staan.
De standaard is “false”.
Willing
Dit specificeert een programma dat gedraaid wordt (als root
) wanneer een XDMCP-DirectQuery of BroadcastQuery ontvangen wordt en deze host geconfigureerd is om XDMCP-display-management te bieden. De output van dit programma kan in een chooser-venster getoond worden. Als er geen programma gespecificeerd is, wordt de string “Willing to manage” verstuurd.
Standaard leeg
Deze sectie bevat globale opties met betrekking tot systeem-shutdown (afsluiten van het systeem).
HaltCmd
Het commando (de woorden in deze string worden, indien nodig, gesplitst) dat gedraaid wordt om het systeem te stoppen of geheel uit te schakelen.
De standaard is een commando dat gangbaar is voor het systeem waarop kdm gecompileerd werd, bijvoorbeeld /sbin/shutdown -h
now
.
RebootCmd
Het commando (de woorden in deze string worden, indien nodig, gesplitst) dat gedraaid wordt om het systeem te rebooten.
De standaard is een commando dat gangbaar is voor het systeem waarop kdm gecompileerd werd, bijvoorbeeld /sbin/shutdown -r
now
.
AllowFifo
Bepaalt of het toegestaan is om het systeem af te sluiten door middel van het globale commando FiFo.
De standaard is “false”.
AllowFifoNow
Bepaalt of het toegestaan is om actieve sessies af te breken wanneer het systeem uitgeschakeld wordt door middel van het globale commando FiFo.
Dit heeft alleen effect als AllowFifo
ingeschakeld is.
De standaard is “true”.
BootManager
De boot-manager die kdm moet gebruiken om boot-opties te tonen in het dialoogvenster dat bij het afsluiten verschijnt.
None
geen boot-manager
Grub
Grub boot-manager
Lilo
Lilo boot-manager (alleen bij Linux op i386 & x86-64)
De standaard is “None”.
Deze sectie-klasse bevat opties met betrekking tot de configuratie van de kdm-backend (core).
OpenDelay
Zie OpenRepeat
.
De standaard is “15”.
OpenTimeout
Zie OpenRepeat
.
De standaard is “120”.
OpenRepeat
Deze opties besturen het gedrag van kdm wanneer geprobeerd wordt verbinding met een X-Server te maken. OpenDelay
is de lengte van de pauze (in seconden) tussen opeenvolgende pogingen, OpenRepeat
is het aantal pogingen dat gedaan wordt en OpenTimeout
bepaalt hoe lang een poging om verbinding te maken duurt. Nadat OpenRepeat
pogingen zijn gedaan, of als OpenTimeout
seconden zijn verstreken bij een bepaalde poging, wordt de poging als mislukt beschouwd.
De standaard is “5”.
StartAttempts
Bepaalt hoe vaak kdm moet proberen om een vreemde
display, die vermeld is in StaticServers
, te starten, voordat de pogingen gestaakt worden en de optie uitgeschakeld wordt. Lokale displays worden eenmaal geprobeerd, XDMCP-displays worden eindeloos door de client geprobeerd (behalve als de optie -once
aan de X-Server was gegeven).
De standaard is “4”.
ServerAttempts
Bepaalt hoe vaak kdm moet proberen om een lokale X-Server op te starten. Opstarten houdt in dat er gewacht wordt tot deze draait.
De standaard is “1”.
ServerTimeout
Bepaalt hoeveel seconden kdm moet wachten tot een lokale X-Server draait.
De standaard is “15”.
ServerCmd
Het commando om de X-Server te starten, zonder display-nummer en VT-specificatie. De woorden in deze string worden, indien nodig, gesplitst.
De standaard is een gangbaar commando voor het systeem waarop kdm gecompileerd werd, bijvoorbeeld /usr/X11R6/bin/X.
ServerArgsLocal
Additionele argumenten voor de X-Servers voor lokale sessies. De woorden in deze string worden, indien nodig, gesplitst.
Standaard leeg
ServerArgsRemote
Aanvullende argumenten voor de X-Servers voor sessies op afstand. De woorden in deze string worden, indien nodig, gesplitst.
Standaard leeg
ServerVT
De VT waarop de X-Server moet draaien. In plaats van deze optie kunt u beter ServerVTs
gebruiken. Laat de waarde op nul staan om kdm automatisch een VT toe te wijzen. Zet de waarde op -1
om te voorkomen dat er een VT toegewezen wordt - dit is vereist voor systemen met meerdere consoles. Op het moment alleen voor Linux.
ServerTTY
Deze optie is voor OS-en (besturingssystemen) die geen ondersteuning hebben voor VT's, noch door kdm of het OS zelf. Op het moment geldt dit voor alle OS-en, uitgezonderd Linux.
Wanneer kdm overschakelt naar de console-modus, begint het deze TTY (zonder de voorafgaande /dev/
) te monitoren. Als er gedurende een bepaalde tijd geen activiteit is, schakelt kdm terug naar het X-aanmeldscherm.
Standaard leeg
PingInterval
Zie PingTimeout
.
De standaard is “5”.
PingTimeout
Om te weten wanneer displays op afstand uitvallen, pingt kdm ze regelmatig. PingInterval
specificeert de tijd (in minuten) tussen de pings en PingTimeout
specificeert de maximale tijd (in minuten) die gewacht wordt tot de terminal het signaal beantwoordt. Als de terminal niet antwoordt, wordt de sessie dood verklaard en beëindigd.
Als u vaak X-terminals gebruikt die geïsoleerd kunnen raken van de beherende host, kunt u de timeout wellicht verlengen. Het enige probleem dat kan ontstaan is dan dat sessies blijven bestaan nadat de terminal per ongeluk uitgeschakeld werd.
De standaard is “5”.
TerminateServer
Bepaalt of kdm de lokale X-Server nadat een sessie afgesloten is, moet herstarten in plaats van te resetten. Gebruik deze optie als de X-Server geheugenlekken heeft of het systeem laat crashen bij pogingen om te resetten.
De standaard is “false”.
ResetSignal
Het signaalnummer dat gebruikt moet worden om de lokale X-Server te resetten.
De standaard is “1 (SIGHUP)”.
TermSignal
Het signaalnummer dat gebruikt moet worden om de lokale X-Server uit te schakelen.
De standaard is “15 (SIGTERM)”.
Authorize
Bepaalt of kdm autorisatie voor local X-Server-verbindingen genereert en gebruikt. Voor XDMCP-displays wordt de vraag om autorisatie, dat de display doet, gebruikt; vreemde, niet-XDMCP-displays ondersteunen geen enkele vorm van autorisatie.
De standaard is “true”.
AuthNames
Als de waarde van de optie Authorize
waar is, worden de autorisatie-mechanismen die hier vermeld staan gebruikt. De autorisatie MIT-MAGIC-COOKIE-1 is altijd beschikbaar; XDM-AUTHORIZATION-1, SUN-DES-1 en MIT-KERBEROS-5 kunnen ook beschikbaar zijn, afhankelijk van de configuratie.
De standaard is “DEF_AUTH_NAME”.
ResetForAuth
Sommige oude X-Servers herlezen het autorisatie-bestand als de X-Server ge-reset wordt, in plaats van te controleren of de aanvankelijke verbinding succesvol was. Daar kdm de autorisatie-gegevens vlak voor de verbinding met de display tot stand komt, genereert, krijgt een oude X-Server geen bijgewerkte informatie over de autorisatie. Deze optie laat kdm een SIGHUP naar de X-Server sturen nadat het bestand gemaakt is, hierdoor wordt de X-Server ge-reset en gedurende de reset wordt de informatie over de autorisatie gelezen
De standaard is “false”.
AuthFile
De commandoregel-optie -auth
van de X-Server gebruikt dit bestand om de autorisatie-gegevens van kdm naar de X-Server door te geven. Het bestand kan het beste opgeslagen worden in een directory waarvoor niet iedereen schrijfrechten heeft, dit om te voorkomen dat het bestand verwijderd wordt, waardoor het autorisatie-mechanisme in de X-Server uitgeschakeld wordt. Als er geen naam gespecificeerd is, wordt een willekeurige naam gegenereerd uit de AuthDir
en de naam van het display.
Standaard leeg
Resources
Deze optie specificeert de naam van het bestand, dat door xrdb als de bronnendatabase op het root-venster van scherm 0 van de display geladen moet worden. KDE-programma's gebruiken in het algemeen geen X-systeembronnen, deze optie is daarom alleen noodzakelijk als het programma Setup
X-systeembronnen nodig heeft.
Standaard leeg
Xrdb
Het programma xrdb dat gebruikt moet worden om het bestand met de de X-systeembronnen te lezen, dit bestand wordt gespecificeerd in Recources
. Het commando wordt, indien nodig, gesplitst.
De standaard is “${x_bindir
}/xrdb”.
Setup
Deze string wordt, indien nodig, gesplitst. Hiermee wordt een programma gespecificeerd dat (als root
) gedraaid wordt, voordat het begroetingsvenster verschijnt. Dit kan gebruikt worden om het uiterlijk van het scherm te wijzigen of om andere vensters te openen (u wilt bijvoorbeeld een xconsole draaien). Gewoonlijk wordt hier Xsetup gebruikt. Zie de paragraaf “Het Setup-programma”.
Standaard leeg
Startup
Deze string wordt, indien nodig, gesplitst. Hiermee wordt een programma gespecificeerd dat (als root
) gedraaid wordt, nadat de gebruiker succesvol is aangemeld. Gewoonlijk wordt hier Xstartup gebruikt. Zie de paragraaf “Het Startup-programma”.
Standaard leeg
Reset
Deze string wordt, indien nodig, gesplitst. Hiermee wordt een programma gespecificeerd dat (als root
) gedraaid wordt, nadat de sessie afgesloten is. Gewoonlijk wordt hier Xreset gebruikt. Zie de paragraaf “Het Reset-programma”.
Standaard leeg
Session
Deze string wordt, indien nodig, gesplitst. Hiermee wordt het sessie-programma dat uitgevoerd moet worden (als de gebruiker die eigenaar van de sessie is) gespecificeerd. Gewoonlijk wordt hier Xsession gebruikt. Zie de paragraaf “Het Session-programma”.
De standaard is “${x_bindir
}/xterm -ls -T”.
FailsafeClient
Als het progamma Session
niet uitgevoerd kan worden, valt kdm terug op dit programma. Dit programma wordt zonder argumenten , maar met dezelfde omgevingsvariabelen als de sessie zou hebben, uitgevoerd (zie de paragraaf “Het Session-programma”).
De standaard is “${x_bindir
}/xterm”.
UserPath
De omgevingsvariabele PATH
voor niet-root
Session
s.
De standaard is afhankelijk van het systeem waarop kdm gecompileerd werd.
SystemPath
De omgevingsvariabele PATH
voor alle programma's, uitgezonderd niet-root
Session
s. Opmerking: Het is een goede gewoonte om .
(de huidige directory) in dit item op te nemen.
De standaard is afhankelijk van het systeem waarop kdm gecompileerd werd.
SystemShell
De omgevingsvariabele SHELL
voor alle programma's, uitgezonderd de Session
.
De standaard is “/bin/sh”.
UserAuthDir
Wanneer kdm niet naar het standaard autorisatie-bestand van de gebruiker ($ HOME
/.Xauthority) kan schrijven, creëert het een uniek bestand in deze directory en verwijst de omgevingsvariabele XAUTHORITY
naar dat bestand.
De standaard is “/tmp”.
AutoReLogin
Als deze optie ingeschakeld is, herstart kdm automatisch een sessie na een X-Server-crash (of na uitschakelen met Alt-Ctrl-BackSpace). Opmerking: Het inschakelen van deze functie is een veiligheidsrisico: een veilige display-vergrendeling kan gekraakt worden (behalve als de ingebouwde schermvergrendeling van KDE gebruikt wordt).
De standaard is “false”.
AllowRootLogin
Als deze optie uitgeschakeld is, hebben root
(en iedere andere gebruiker met UID = 0) geen toestemming om zich rechtstreeks aan te melden.
De standaard is “true”.
AllowNullPasswd
Als deze optie uitgeschakeld is, kunnen alleen gebruikers die een wachtwoord hebben zich aanmelden.
De standaard is “true”.
AllowShutdown
Bepaalt wie toestemming heeft om het systeem af te sluiten. Dit heeft betrekking op zowel het begroetingsvenster, als op het commando FiFo.
None
het optie Afsluiten... wordt niet in het venster getoond
Root
het wachtwoord van root
moet ingetypt worden om af te kunnen sluiten
All
iedereen kan de computer uitschakelen
De standaard is “All”.
AllowSdForceNow
Bepaalt wie toestemming heeft om actieve sessies af te breken bij het afsluiten.
None
er is totaal geen toestemming om afsluiten te kunnen forceren
Root
het wachtwoord van root
moet ingetypt worden om afsluiten te kunnen forceren
All
iedereen het kan het afsluiten van de computer forceren
De standaard is “All”.
DefaultSdMode
De standaardkeuze voor voorwaarden/tijdstip om af te sluiten.
Schedule
afsluiten nadat alle actieve sessies beëindigd zijn (indien mogelijk direct)
TryNow
afsluiten als er geen actieve sessies open zijn, anders niets doen
ForceNow
onvoorwaardelijk afsluiten
De standaard is “Schedule”.
ScheduledSd
Bepaalt hoe geplande afsluitopties aangeboden worden:
Never
helamaal niet
Optional
als knop in het eenvoudige afsluitvenster
Always
in plaats van de eenvoudige afsluitvensters
De standaard is “Never”.
NoPassEnable
Maakt aanmeldingen zonder wachtwoord op deze display mogelijk. Wees hier zeer voorzichtig mee!
De standaard is “false”.
NoPassUsers
Bepaalt welke gebruikers zich zonder wachtwoord kunnen aanmelden. Items die voorafgegaan worden door @
: alle gebruikers in de gebruikersgroep met die naam. *
: alle gebruikers, uitgezonderd root
(en iedere andere gebruiker met UID = 0). Zet root
nooit in deze lijst.
Standaard leeg
AutoLoginEnable
Schakelt automatisch aanmelden in. Wees hier zeer voorzichtig mee!
De standaard is “false”.
AutoLoginAgain
Als deze optie ingeschakeld is, volgt na afmelden een automatische aanmelding. Als de optie uitgeschakeld is, volgt automatisch aanmelden alleen wanneer een display-sessie gestart wordt.
De standaard is “false”.
AutoLoginDelay
De wachttijd in seconden voordat de automatische aanmelding plaats vindt. Dit heet ook wel “Timed Login”.
AutoLoginUser
Specificeert de naam van de gebruiker die automatisch aangemeld wordt. Specificeer hier nooit root
!
Standaard leeg
AutoLoginPass
Specificeert het wachtwoord voor de gebruiker die automatisch aangemeld wordt. Dit is niet vereist, met uitzondering van gebruikers die in een NIS of Kerberos-domein aangemeld zijn. Als u deze optie gebruikt, moet u vanzelfsprekend het commando chmod 600
kdmrc
uitvoeren.
Standaard leeg
AutoLoginLocked
Bepaalt dat de automatisch gestarte sessie onmiddellijk vergrendeld wordt. Dit werkt alleen met KDE-sessies.
De standaard is “false”.
SessionsDirs
Een lijst met directory's die sessie-type definities bevatten.
De standaard is “${kde_datadir
}/kdm/sessions”.
ClientLogFile
Het bestand (in relatie tot de home-directory van de gebruiker) waarnaar de sessie-output doorgestuurd moet worden. Eén enkele %s
in deze string wordt vervangen door de naam van de display. Om een %
in te voegen moet u %%
gebruiken.
De standaard is “.xsession-errors”.
UseSessReg
Specificeert of kdm's ingebouwde registratie in utmp/wtmp/lastlog gebruikt moet worden. Zo niet, dan moet het commando sessreg in de Startup
- en Reset
-scripts gebruikt worden, of anders, moet de pam_lastlog-module gebruikt worden op systemen waarop PAM ingeschakeld is.
De standaard is “true”.
Deze sectie-klasse bevat opties met betrekking tot de configuratie van de kdm-frontend (greeter).
GUIStyle
Specificeert de widget-stijl voor het begroetingsvenster. Leeg betekent dat de ingebouwde standaard gebruikt wordt, op het moment is dit Plastik
.
Standaard leeg
ColorScheme
Specifuceert het widget-kleurenschema voor het begroetingsvenster. Leeg betekent dat de ingebouwde standaard gebruikt wordt, op het moment is dit geelgrijz met wat lichtblauwe en gele elementen.
Standaard leeg
LogoArea
Bepaalt wat er in het venster, rechts van de input-regels (als UserList
uitgeschakeld is) of erboven (als UserList
ingeschakeld is):
None
nothing
Logo
de afbeelding die gespecificeerd is door LogoPixmap
Clock
een handige analoge klok
De standaard is “Clock”.
LogoPixmap
De afbeelding die in het venster getoond wordt als LogoArea
Logo
is.
Standaard leeg
GreeterPos
De relatieve coördinaten (percentages van de schermafmetingen; X,Y) waar het midden van het venster geplaatst wordt. kdm lijnt het venster uit aan de randen van het scherm als het er buiten zou vallen.
De standaard is “50,50”.
GreeterScreen
Bepaalt op welk scherm het venster weergegeven moet worden op systemen met meerdere monitors en op Xinerama-systemen. De nummering begint bij 0. Voor Xinerama geldt dat het correspondeert met de lijstvolgorde in de actieve ServerLayout-sectie van XF86Config; -1 betekent dat het scherm linksboven gebruikt wordt, -2 betekent dat het scherm rechtsboven gebruikt wordt.
GreetString
De kopregel in het venster. Een lege string betekent geen kopregel.
De volgende tekenparen worden vervangen dor hun waarde:
%d
naam van de huidige display
%h
lokale host-naam, eventueel met de domeinnaam
%n
lokale node-naam, hoogstwaarschijnlijk de host-naam zonder de domein-naam
%s
besturingssysteem
%r
versienummer van het besturingssysteem
%m
hardware-type
%%
een enkele %
De standaard is “Welcome to %s at %n”.
AntiAliasing
Bepaalt of anti-aliasing op de lettertypen in het venster toegepast moet worden.
De standaard is “false”.
GreetFont
Het lettertype voor de kopregel in het venster.
De standaard is “Serif,20,bold”.
StdFont
Het normale lettertype in het venster.
De standaard is “Sans Serif,10”.
FailFont
Het lettertype dat voor de foutmelding “Login Failed” gebruikt wordt.
De standaard is “Sans Serif,10,bold”.
NumLock
Bepaalt wat er met de NumLock gedaan moet worden gedurende de tijd dat het begroetingsvenster geopend is:
Off
uitzetten
On
aanzetten
Keep
niets veranderen
De standaard is “Keep”.
Language
Bepaalt de taal- en de landinstellingen, gecodeerd als $LC_LANG
, die in het venster gebruikt worden.
De standaard is “en_US”.
UserCompletion
Schakelt automatisch aanvullen in het tekstvak van de gebruikersnaam in.
De standaard is “false”.
UserList
Toont een gebruikerslijst met unix-login-namen, echte namen en afbeeldingen in het venster.
De standaard is “true”.
ShowUsers
Deze optie bepaalt welke gebruikernamen in de lijst voorkomen (UserList
) en/of de naam automatisch aangevuld wordt (UserCompletion
). Bij Selected
bevat SelectedUsers
de uiteindelijke lijst met gebruikers. Bij NotHidden
bevat de lijst aanvankelijk alle gebruikers die in het systeem gevonden worden. Gebruikers die vermeld zijn bij HiddenUsers
worden uit de lijst verwijderd, net als alle gebruikers met een hogere UID dan gespecificeerd is bij MaxShowUID
en gebruikers met een lagere UID (maar geen nul) dan gespecificeerd is bij MinShowUID
. Items bij SelectedUsers
en HiddenUsers
die voorafgegaan worden door @
representeren alle gebruikers in de gebruikersgroep met die naam. De gebruikerslijst wordt alfabetisch gesorteerd als SortUsers
ingeschakeld is.
De standaard is “NotHidden”.
SelectedUsers
Zie ShowUsers
.
Standaard leeg
HiddenUsers
Zie ShowUsers
.
Standaard leeg
MinShowUID
Zie ShowUsers
.
MaxShowUID
Zie ShowUsers
.
De standaard is “65535”.
SortUsers
Zie ShowUsers
.
De standaard is “true”.
FaceSource
Als UserList
ingeschakelkd is, specificeert deze optie waar kdm de afbeeldingen vandaan haalt.
AdminOnly
uit <
FaceDir
>/$USER
.face[.icon]
PreferAdmin
de voorkeur is <FaceDir
>, terugvallen op $HOME
PreferUser
... en andersom
UserOnly
uit de gebruikers $
HOME
/.face[.icon]
De afbeeldingen kunnen elk bestandstype hebben dat door Qt herkend wordt, maar de bestandsnamen moeten aan de verwachtingen van kdm voldoen: .face.icon
moet een pictogram van 48x48 zijn, terwijl .face
een afbeelding van 300x300 moet zijn. Op dit moment wordt de grote afbeelding alleen (verkleind) gebruikt als er geen pictogram is, maar in de toekomst wordt het misschien in het logogebied of in een helpballon weergegeven.
De standaard is “AdminOnly”.
FaceDir
Zie FaceSource
.
De standaard is “${kde_datadir
}/kdm/faces”.
PreselectUser
Specificeert of er een gebruiker, en zo ja, welke gebruiker, voorgeselecteerd moet worden om zich aan te melden:
None
geen gebruiker voorselecteren
Previous
de gebruiker die zich de laatste keer succesvol heeft aangemeld
Default
de gebruiker die bij de optie DefaultUser
gespecificeerd is
Als de optie FocusPasswd
ingeschakeld is en er een gebruiker voorgeselecteerd is, wordt de cursor automatisch in het wachtwoordveld geplaatst.
Inschakelen dat een gebruiker voorgeselecteerd wordt, kan een veilgheidsrisico zijn, omdat een mogelijke kraker een geldige gebruikersnaam te zien krijgt en er “alleen” een wachtwoord geraden hoeft te worden. Aan de andere kant is het mogelijk om bij de optie DefaultUser
een niet-bestaande gebruikersnaam in te vullen.
De standaard is “None”.
DefaultUser
Zie PreselectUser
.
Standaard leeg
FocusPasswd
Zie PreselectUser
.
De standaard is “false”.
EchoMode
In de wachtwoordvelden wordt de ingetypte tekst gemaskeerd. Specificeer de manier:
OneStar
er wordt een *
voor elk getypt teken weergegeven
ThreeStars
er wordt ***
voor elk getypt teken weergegeven
NoEcho
er wordt niets weergegeven, de cursor wordt niet verplaatst
De standaard is “OneStar”.
UseBackground
Als deze optie ingeschakeld is, start kdm automatisch het programma krootimage om de achtergrond in te stellen; anders wordt de achtergrond ingesteld door het programma Setup
.
De standaard is “true”.
BackgroundCfg
Het configuratiebestand dat door krootimage gebruikt wordt. Het bevat een sectie [Desktop0]
net als in kdesktoprc
. Deze opties worden hier niet besschreven; u kunt de betekenis raden of het configuratiecentrum gebruiken.
De standaard is “${kde_confdir
}/kdm/backgroundrc”.
GrabServer
Om de veiligheid te verbeteren houdt het begroetingsvenster bij het opstarten de X-Server en daarna het toetsenbord vast. Deze optie specificeert of de X-Server vastgehouden blijft gedurende het lezen van de gebruikersnaam en het wachtwoord. Als de optie uitgeschakeld is, wordt de X-Server losgelaten zodra het toetsenbord vastgehouden wordt; anders wordt de X-Server losgelaten net voordat de sessie begint.
Als deze optie ingeschakeld wordt, worden de opties UseBackground
en Setup
uitgeschakeld.
De standaard is “false”.
GrabTimeout
Deze optie specificeert hoe lang kdm maximaal wacht tot het vasthouden gelukt is. Vasthouden kan mislukken als een andere X-client de X-Server of het toetsenbord vasthoudt, of als het netwerk traag reageert. Wees voorzichtig met het verlengen van de time-out, een gebruiker kan bedrogen worden door een nep-venster op de display. Als het vashouden mislukt, sluit kdm de X-Server af en herstart hem (indien mogelijk) en de sessie.
De standaard is “3”.
AuthComplain
Geeft een waarschuwing als een display geen X-autorisatie heeft. Dit kan komen doordat
het autorisatie-bestand voor een lokale X-Server niet gecreëerd kon worden,
een display op afstand via XDMCP geen autorisatie heeft aangevraagd of
de display een “vreemde” display is, die gespecificeerd is bij StaticServers
.
De standaard is “true”.
LoginMode
Specificeert of het begroetingsvenster van lokale displays in host chooser-modus (op afstand) of login-modus (lokaal) moet opstarten en of het toegestaan is naar de andere modus over te schakelen.
LocalOnly
alleen lokale aanmelding is mogelijk
DefaultLocal
start in lokale modus, het is toegestaan om naar de modus op afstand over te schakelen
DefaultRemote
... en andersom
RemoteOnly
alleen de keuze van een host op afstand is mogelijk
De standaard is “LocalOnly”.
ChooserHosts
Een lijst met hosts die aautomatisch aan het aanmeldmenu worden toegevoegd. De speciale naam *
betekent broadcast. Heeft geen effect als de optie LoginMode
LocalOnly
is.
de standaard is “*”.
ForgingSeed
Gebruik dit getal als beginwaarde voor een serie willekeurige getallen bij het vervalsen van opgeslagen sessie-typen, enzovoort, van onbekende gebruikers. Dit wordt gedaan om te voorkomen dat een kraker, door terug te redeneren, iets te weten komt over bestaande gebruikers. Deze waarde moet willekeurig zijn, maar constant binnen het aanmelddomein.
ShowLog
Schakelt het ingebouwde commando xconsole van kdm in. Deze optie kan alleen voor één display tegelijk ingeschakeld worden. Bovendien is deze optie alleen beschikbaar als kdm ge-configured is met de optie --enable-kdm-xconsole
.
De standaard is “false”.
LogSource
De gegevensbron voor het ingebouwde commando xconsole van kdm. Als de waarde leeg is, wordt doorsturen van een console-log aangevraagd van /dev/console
. Heeft geen effect als de optie ShowLog
uitgeschakeld is.
Standaard leeg
PluginsLogin
Specificeert de gesprek-plugins voor het aanmeldvenster; aanvankelijk wordt de eerste in de lijst geselecteerd. Elke plugin kan gespecificeerd worden als een basisnaam (die wordt uitgebreid tot $
) of met het volledige pad. kde_modulesdir
/kgreet_base
Gesprek-plugins zijn modules voor het begroetingsvenster die de authenticatie-gegevens van de gebruiker opvragen. Op dit moment wordt alleen de plugin classic
met KDE meegeleverd; deze plugin levert de bekende tekstvelden voor gebruikersnaam en wachtwoord.
De standaard is “classic”.
PluginsShutdown
Hetzelfde als PluginsLogin
, maar dan voor het afsluitvenster.
De standaard is “classic”.
PluginOptions
Een lijst met opties met de indeling Sleutel
=
Waarde
. De gesprek-plugins kunnen deze instellingen opvragen, het is afhankelijk van de plugins wat de mogelijke sleutels zijn.
Standaard leeg
AllowConsole
Toont de actie Console aanmelding in het begroetingsvenstr (als de optie ServerTTY
/ConsoleTTYs
geconfigureerd is).
De standaard is “true”.
AllowClose
Toont de actie X-Server herstarten/Verbinding sluiten in het begroetingsvenster.
De standaard is “true”.
Preloader
Een programma dat gedraaid wordt terwijl het begroetingsvenster zichtbaar is. Het is bedoeld om tevoren al zo veel mogelijk te laden van de sessie die (hoogstwaarschijnlijk) gestart gaat worden.
Standaard leeg
UseTheme
Bepaalt of het venster een thema moet hebben.
De standaard is “false”.
Theme
Het thema dat voor het venster gebruikt moet worden. Dit kan naar een directory of een XML-bestand wijzen.
Standaard leeg
Elk item in de lijst StaticServers
geeft een display aan die constant beheerd moet worden en die geen XDMCP gebruikt. Deze methode wordt in de regel alleen gebruikt voor lokale X-Servers die door kdm gestart worden, maar kdm kan ook “vreemde” X-Servers (die extern opgestart zijn) beheren, of ze nu op de lokale of op een andere computer draaien.
De formele syntax van een specificatie is
display name
[_
display class
]
voor alle X-Servers. “Vreemde” displays zijn afwijkend, deze hebben een host-naam in de display-naam, dit kan localhost
zijn.De display-naam
moet iets zijn dat in de optie -display
aan een X-programma doorgegeven kan worden. Deze string wordt gebruikt om de display-specifieke sectie-naam te genereren, let er dus op dat de namen overeenkomen. De display-naam van XDMCP-displays wordt afgeleid van het adres van de display door de host-naam te "vertalen". Voor configuratie-doeleinden wordt het voorvoegsel localhost
van lokale XDMCP-displays niet verwijderd om ze van lokale X-Servers, die door kdm gestart, zijn te onderscheiden.
Het deel display-klasse
wordt ook in de display-specifieke secties gebruikt. Dit is nuttig als u een grote hoeveelheid gelijksoortige displays (zoals een serie X-terminals) hebt, en opties voor een hele groep tegelijk wilt instellen. Wanneer de display XDMCP gebruikt, moet deze de display-klasse specificeren, de handleiding voor deze bepaalde X-terminal moet dus de string van de display-klasse voor het device beschrijven. Als dit niet het geval is, kunt u kdm in debug-modus draaien en het commando grep op het logbestand loslaten om de “class” te vinden.
De displays die gespecificeerd is bij ReserveServers
wordt niet gestart wanneer kdm opstart, maar wanneer er expliciet om gevraagd wordt via de commando-socket (of FiFo). Als er reserve displays gespecificeerd zijn, heeft het KDE-menu onderin een item Nieuwe sessie starten; dit kunt u gebruiken om een reserve-display met een nieuwe sessie te activeren. De monitor schakelt over naar de nieuwe display en u hebt een minuut de tijd om u aan te melden. Als er geen reserve-displays meer beschikbaar zijn, wordt het menu-item uitgeschakeld.
Wanneer kdm een sessie start, worden de autorisatie-gegevens voor de X-Server ingesteld. Voor lokale servers geeft kdm de optie -auth
door aan de commandoregel van de X-Server om deze naar de autorisatie-gegevens te wijzen. Voor XDMCP-displays geeft kdm autorisatie-gegevens door aan de X-Server via het bericht “Accept” van XDMCP.filename
Het bestand dat gespecificeerd wordt door de optie AccessFile
levert informatie die kdm gebruikt om toegang te beheren van displays die diensten aanvragen via XDMCP. Het bestand bevat vier typen items: items die het antwoord op “Direct”- en “Broadcast”-aanvragen beheren, items die het antwoord op “Indirect”-aanvragen beheren, macro-definities voor “Indirect”-items en items die bepalen op welke netwerk-interfaces kdm naar XDMCP-aanvragen luistert. Lege regels worden genegeerd, #
wordt als het begin van een commentaar beschouwd, waardoor de rest van die regel genegeerd wordt, door \
wordt een onmiddellijk daaropvolgende nieuwe regel genegeerd, waardoor lijsten met indirect hosts uit meerdere regels kunnen bestaan.
De indeling van de “Direct”-items is eenvoudig, een host-naam of een patroon dat vergeleken wordt met de host-naam van het display-device. Patronen worden onderscheiden van host-namen doordat er één of meer meta-tekens in voorkomen; *
komt overeen met een reeks van 0 of meer tekens, en ?
komt overeen met een willekeurig teken. Als het item een host-naam is, wordt deze vergeleken met netwerkadressen, elke willekeurige naam die in het juiste netwerkadres omgezet kan worden, kan dus gebruikt worden. Houd er rekening mee dat alleen het eerste geretourneerde netwerkadres voor een host-naamgebruikt wordt. Patronen worden alleen met "echte" host-namen vergeleken, gebruik dus geen aliassen. Host-namen van XDMCP-aanvragen bevatten altijd de lokale domeinnaam, zelfs als na omgekeerd terugzoeken een korte naam gevonden wordt, u kunt dus patronen gebruiken voor het lokale domein. Als een item voorafgegaan wordt door het teken !
, worden hosts die met dat item overeenkomen uitgesloten. Om alleen op “Direct”-aanvragen voor een host of patroon te antwoorden, kan het optionele sleutelwoord NOBROADCAST
eraan toegevoegd worden. Dit kan gebruikt worden om te voorkomen dat er een kdm-server in menu's, die gebaseerd zijn op “Broadcast”-aanvragen, verschijnt.
Een “Indirect”-item bevat ook een host-naam of patroon, maar wordt gevolgd door een lijst met host-namen of macro's waarnaar de aanvragen moeten worden doorgestuurd. “Indirect”-items kunnen ook adressen uitsluiten, in dat geval moet een (geldige) dummy host-naam gegeven worden om het item te onderscheiden van een “Direct”-item. Als er met IPv6-ondersteuning gecompileerd is, kunnen multicast adresgroepen in de adressenlijst, waar de aanvragen naar doorgestuurd worden, opgenomen worden. Als de indirecte host-lijst het sleutelwoord CHOOSER
bevat, worden “Indirect”-aanvragen niet doorgestuurd, in plaats daarvan wordt een dialoogvenster, de host chooser, door kdm geopend. De chooser stuurt een “Direct”-aanvraag naar elk van de resterende host-namen in de lijst en geeft een menu met alle hosts die antwoorden. De host-lijst kan het sleutelwoord BROADCAST
bevatten, om de chooser ook een “Broadcast”-aanvraag te laten versturen. Opmerking: op sommige besturingssystemen kunnen UDP-pakketten niet ge-broadcast worden, in dat geval werkt deze functie niet.
Bij het controleren van de toegang voor een bepaalde display-host, wordt elk item bekeken en het eerste overeenkomende item bepaalt het antwoord. “Direct”- en “Broadcast”-items worden genegeerd wanneer naar een “Indirect”-item gezocht wordt, en omgekeerd.
Een macro-definitie bevat een macro-naam en een lijst met host-namen en andere macro's waar de macro naar uitgebreid wordt. Om macro's van host-namen te onderscheiden, begint een macro-naam met het teken %
.
Het laatste itemtype is de LISTEN
-richtlijn. De formele syntax is
LISTEN
[interface
[multicast list
]]
Als er één of meer regels bij LISTEN
gespecificeerd zijn, luistert kdm alleen naar XDMCP-aanvragen op de gespecificeerde interfaces. interface
kan een host-name of IP-adres zijn dat een netwerk-interface op deze computer representeert of het jokerteken *
dat alle beschikbare netwerk-interfaces representeert. Als er multicast-groep-adressen op een LISTEN
-regel vermeld worden, maakt kdm verbinding met de multicast-groepen op de gegeven interface. Voor IPv6-multicasts heeft de IANA ff0X
:0:0:0:0:0:0:12b toegewezen als het permanent toegewezen bereik van multicast-adresen voor XDMCP. De X
in het voorvoegsel kan vervangen worden door elke geldige scope-identifier, zoals 1 voor Node-Local, 2 voor Link-Local, 5 voor Site-Local, enzovoort (zie IETF RFC 2373 of het vervangende document voor verdere details en scope-definities). kdm luistert standaard naar het Link-Local scope-adres ff02:0:0:0:0:0:0:12b om zo goed mogelijk het gedrag van IPv4-subnet-broadcast te laten overeenkomen. Als er geen LISTEN
-regels ingevuld zijn, luistert kdm op alle interfaces en maakt verbinding met de standaard XDMCP IPv6-multicast-groep (wanneer gecompileerd is met IPv6-ondersteuning). Om het luisteren naar XDMCP-aanvragen helemaal uit te schakelen, kan een LISTEN
-regel zonder adressen gespecificeerd worden, maar de optie [Xdmcp]
Enable
heeft de voorkeur. De volgende programma's worden door kdm gedraaid in de diverse stadia van een sessie. In de regel zijn dit shell-scripts.
De programma's Setup, Startup en Reset worden als root
gedraaid, ze moeten dus voorzichtig met de beveiligin omgaan. Het eerste argument dat aan deze programma's meegegeven wordt, is auto
als de sessie het resultaat is van automatische aanmelding; in alle andere gevallen worden er geen argumenten meegegeven.
Het programma Xsetup
wordt gedraaid nadat de X-Server gestart of ge-reset is, maar voordat het begroetingsvenster geopend is. Dit is de aangewezen plaats om de root-achtergrond te wijzigen (als UseBackground
uitgeschakeld is) of om een ander venster te openen dat samen met het begroetingsvenster moet verschijnen.
In aanvulling op de omgevingsvariabelen die door ExportList
gespecificeerd zijn, worden de volgende omgevingsvariabelen doorgegeven:
de naam van de geassocieerde display
de waarde van SystemPath
de waarde van SystemShell
kan naar een autorisatie-bestand wijzen
de waarde van FifoDir
Houd er rekening mee dat kdm het toetsenbord vasthoudt, andere vensters kunnen hierdoor geen invoer van het toetsenbord krijgen. Ze kunnen echter wel op muisklikken reageren; dit kan veiligheidsrisico's met zich meebrengen. Als de optie GrabServer
ingesteld is, kan Xsetup
in geen geval een verbinding met de display maken. Bronnen voor dit programma kunnen opgenomen worden in het bestand waar Resources
naar wijst.
Het programma Xstartup
wordt als root
gedraaid wanneer de gebruiker zich aanmeldt. Dit is de aangewezen plaats voor commando's die items toevoegen aan utmp
(het programma sessreg kan hier nuttig zijn), voor het aankoppelen van home-directory's van bestandsservers, of om de sessie af te breken als er niet aan alle vereisten voldaan is (maar op de meeste moderne systemen worden de meeste van deze taken gedaan door de PAM-modules).
In aanvulling op de omgevingsvariabelen die door ExportList
gespecificeerd zijn, worden de volgende omgevingsvariabelen doorgegeven:
de naam van de geassocieerde display
de aanvankelijke werk-directory van de gebruiker
de gebruikersnaam
de gebruikersnaam
de waarde van SystemPath
de waarde van SystemShell
kan naar een autorisatie-bestand wijzen
de waarde van FifoDir
kdm; wacht tot dit programma stopt, daarna wordt de sessie van de gebruiker gestart. Als de stop-waarde van dit programma niet-nul is, breekt kdm de sessie af en begint een nieuwe authenticatie-cyclus.
Het programma Xsession
wordt als de sessie van de gebruiker gedraaid. Het draait met de toegangsrechten van de gemachtigde gebruiker. Als eerste argument wordt één van de sleutelwoorden failsafe
, default
of custom
meegegeven, of een string waar een Bourne-compatibele shell het commando eval op uitvoert.
In aanvulling op de omgevingsvariabelen die door ExportList
gespecificeerd zijn, worden de volgende omgevingsvariabelen doorgegeven:
de naam van de geassocieerde display
de aanvankelijke werk-directory van de gebruiker
de gebruikersnaam
de gebruikersnaam
de waarde van UserPath
(of SystemPath
voor root
gebruikers-sessies)
de standaard shell van de gebruiker
hiervoor kan een niet-standaard autorisatie-bestand gebruikt worden
hiervoor kan een Kerberos4 credentials-cache-naam gebruikt worden
hiervoor kan een Kerberos5 credentials-cache-naam gebruikt worden
de waarde van FifoDir
bevat een door komma's gescheiden lijst met parameters die interessant kunnen zijn voor de sessie, zoals de locatie van het commando FiFo en de mogelijkheden ervan en welke gesprek-plugin voor de aanmelding werd gebruikt
de naam van de sessie die de gebruiker heeft gekozen
Het programma Xreset
wordt, symmetrisch met het programma Xstartup
, gedraaid nadat de sessie is afgesloten. Het wordt gedraaid als root
, het moet daarom commando's bevatten die de effecten van de commando's in Xstartup
ongedaan maken, items uit utmp
verwijderen of directory's van bestands-servers ontkoppelen.
De omgevingsvariabelen die aan Xstartup
werden doorgegeven, worden ook doorgegeven aan Xreset
.
In dit hoofdstuk wordt aangenomen dat uw systeem geconfigureerd is om X Window System® te draaien en dat u alleen iets moet wijzigen om grafisch aanmelden mogelijk te maken.
Het standaard runlevel bepaalt of uw systeem na het opstarten een tekstscherm (console-modus) of een grafisch aanmeldscherm weergeeft. Het runlevel wordt ingesteld door het programma /sbin/init en beheerd door het configuratiebestand /etc/inittab
. De standaard runlevels, die door de verschillende UNIX®-systemen (en verschillende Linux®-distributies) gebruikt worden, variëren, maar als u in het bestand /etc/inittab
kijkt, moet het begin er ongeveer zo uitzien:
# Default runlevel. The runlevels used by RHS are: # 0 - halt (Do NOT set initdefault to this) # 1 - Single user mode # 2 - Multiuser, without NFS # 3 - Full multiuser mode # 4 - unused # 5 - X11 # 6 - reboot (Do NOT set initdefault to this) id:3:initdefault:
Alle regels in dit stukje, behalve de laatste, zijn commentaren. De commentaren laten zien dat runlevel 5 gebruikt wordt voor X11 en dat runlevel 3 voor multi-gebruiker-modus zonder X11 (console-modus) gebruikt wordt. De laatster regel specificeert dat het standaard runlevel van het systeem 3 is (console-modus). Als uw systeem een grafisch aanmeldscherm gebruikt (bijvoorbeeld xdm) zal het standaard runlevel overeenkomen met het runlevel dat voor X11 is gespecificeerd.
Het runlevel met grafisch aanmeldscherm (xdm) voor enkele algemene Linux®-distributies is:
5 voor Red Hat® 3.x en later, en voor Mandrake™
4 voor Slackware
3 voor SuSE®. 4.x en 5.x
Voordat u het systeem gaat configureren moet u er zeker van zijn dat u kdm vanaf de commandoregel kunt starten. Zodra dit goed werkt, kunt u de configuratie van het systeem wijzigen, zodat kdm automatisch start wanneer u de computer opstart.
Om kdm te testen moet u eerst het systeem op een runlevel zetten dat geen xdm draait. Typ hiervoor het volgende commando:
/sbin/init 3
Voor het cijfer 3
moet u het juiste runlevel voor de console-modus op uw systeem specificeren.
Als uw systeem Pluggable Authentication Modules (PAM) gebruikt, wat bij recente Linux®- en Solaris™-systemen standaard is, moet u controleren of de PAM-configuratie aanmelden door middel van kde
toestaat. Als u eerder zonder problemen met xdm kon werken, hoeft u geen wijzigingen in de PAM-configuratie te maken om kdm te kunnen gebruiken. (/etc/pam.conf
of /etc/pam.d/kde
.) Informatie over het configureren van PAM valt buiten het bereik van dit handboek, maar PAM beschikt zelf over uitgebreide documentatie (zoek naar /usr/share/doc/*pam*/html/
).
Nu wordt het tijd om kdm te testen door het volgende commando te typen:
kdm -nodaemon
Als er een kdm-aanmeldscherm verschijnt en als het aanmelden goed gaat is alles in orde. Het belangrijkste dat hier fout kan gaan, is dat de run-time-linker de gedeelde Qt™- of KDE-bibliotheken niet kan vinden. Als u een binaire distributie van de KDE-bibliotheken hebt, moet u controleren of kdm op dezelfde plaats geïnstalleerd is waar KDE volgend de bibliotheken te vinden is. Probeer de omgevingsvariabelen in te stellen zodat deze naar de KDE- en Qt™-bibliotheken verwijzen.
Bijvoorbeeld:
exportKDEDIR=
export/opt/kde
QTDIR=
export/usr/lib/qt2
PATH=
export$KDEDIR/bin:$QTDIR/bin:$PATH
LD_LIBRARY_PATH=
$KDEDIR/lib:$QTDIR/lib
Als het nog steeds niet werkt, probeer dan xdm te starten om te controleren of de fout niet bij een ernstiger probleem in de X-configuratie zit.
Wanneer u kdm zonder problemen kunt starten, kunt u xdm door kdm vervangen. De methode is weer afhankelijk van de distributie die u gebruikt.
Voor Red Hat® zoekt u in het bestand /etc/inittab
naar de volgende regel:
x:5:respawn:/usr/X11/bin/xdm -nodaemon
en vervangt deze door:
x:5:respawn:/opt/kde/bin/kdm
Dit laat init(8) weten dat kdm opnieuw gestart moet worden wanneer het systeem op runlevel 5 is. Opmerking: kdm heeft de optie -nodaemon
niet nodig.
Voor Mandrake™: het X11-runlevel in /etc/inittab
roept het shell-script /etc/X11/prefdm
aan, dat ingesteld is om uit verscheidene display-managers, waaronder kdm, te kiezen. Controleer of alle paden correct zijn.
Voor SuSE® voegt u aan het bestand /sbin/init.d/xdm
op de eerste regel het volgende toe:
. /etc/rc.config DISPLAYMANAGER=kdm export DISPLAYMANAGER
Voor FreeBSD zoekt u in het bestand /etc/ttys
naar de regel:
ttyv8 "/usr/X11R6/bin/xdm -nodaemon" xterm off secure
en vervangt deze door:
ttyv8 "/usr/local/bin/kdm" xterm on secure
De meeste andere distributies gebruiken een variant van één van deze regels.
In dit stadium kunt u kdm weer testen door het systeem op het runlevel dat kdm moet starten te zetten. Typ het volgende commando:
/sbin/init 5
Voor het cijfer 5
moet u het juiste runlevel om X11 op uw systeem te draaien specificeren.
De laatste stap: het bewerken van het item initdefault
in het bestand /etc/inittab
om het juiste runlevel voor X11 te specificeren.
Zorg, voordat u dit verandert, dat u het systeem kunt opstarten als er iets fout gaat. U kunt bijvoorbeeld een “rescue” floppy-disk gebruiken die door uw distributie meegeleverd wordt of een speciaal daarvoor ontworpen “rescue” floppy-disk, zoals tomsrtbt
. U kunt deze raad natuurlijk in de wind slaan, het risico is dan geheel voor u.
Voor de meeste systemen geldt: u verandert de regel:
id:3:initdefault:
in
id:5:initdefault:
Als u nu het systeem opstart, moet u het grafische aanmeldscherm van kdm zien.
Als deze stap niet werkt, is het probleem waarschijnlijk dat de omgeving die tijdens het opstarten gebruikt wordt, anders is dan de omgeving die u hebt gebruikt om op de commandoregel te testen. Als u twee versies van KDE naast elkaar gebruikt, controleer dan of de instellingen voor de omgevingsvariabelen PATH
en LD_LIBRARY_PATH
consistent zijn, en dat de startup-scripts de instellingen niet op de één of andere manier vervangen door andere.
kdm detecteert de meeste vensterbeheerders en bureaubladomgevingen. Als u een nieuwe installeert, zou deze automatisch beschikbaar moeten zijn in het dialoogvenster Sessietype: van kdm.
Als u een erg nieuwe vensterbeheerder hebt of iets dat niet door kdm ondersteund wordt, moet u eerst controleren of de bewuste toepassing in het PATH
staat en dat het niet tijdens de installatie hernoemd is.
Als de toepassing te nieuw is en nog niet door kdm wordt ondersteund, kunt u eenvoudig een nieuwe sessie toevoegen.
De sessies worden in .desktop-bestanden in $
gedefinieerd. U kunt eenvoudig een KDEDIR
/share/apps/kdm/sessions.desktop
-bestand met de juiste naam in deze map toevoegen. De velden zijn:
[Desktop Entry] Encoding=UTF-8 This is fixed toUTF-8
and may be omitted Type=XSession This is fixed toXSession
and may be omitted Exec=executable name
Passed to eval exec in a Bourne shell TryExec=executable name
Supported but not required Name=name to show in the kdm session list
Er zijn ook drie items “magic”:
De standaardsessie voor kdm is gewoonlijk KDE, maar dit kan door de systeembeheerder geconfigureerd worden.
De custom-sessie (aangepaste sessie) maakt gebruik van het bestand ~/.xsession als dat bestand bestaat.
Failsafe (noodoplossing) draait een eenvoudige sessie en is alleen nuttig voor het debuggen (fouten opzporen).
Om een ander sessietype in te stellen, kopieert u het .desktop-bestand van de gegevensmap naar de configuratiemap en bewerkt u het. U kunt de meegeleverde sessietypes verwijderen door ze te “overschaduwen” met .desktop-bestanden die de regel "Hidden=true" bevatten. Voor de sessietypes "magic" zijn er standaard geen .desktop-bestanden aanwezig, maar kdm doet alsof ze er wel zijn, u kunt ze dus net als elk ander type vervangen. Ik denk dat u nu wel weet hoe u een nieuwe sessie kunt toevoegen. ;-)
XDMCP is de Open Group-standaard, het “X Display Manager Control Protocol”. Dit wordt gebruikt om verbindingen tussen systemen over het netwerk in te stellen.
XDMCP is nuttig in situaties waarin meerdere gebruikers een werkstation hebben en een krachtige server de benodigde systeembronnen levert om meerdere X-sessies te kunnen draaien. XDMCP is bijvoorbeeld een goede manier om oude computers te hergebruiken - een Pentium of zelfs een 486 met 16 Mb RAM is voldoende om X te kunnen draaien, en met behulp van XDMCP kan zo'n computer een complete moderne KDEsessie vanaf een server draaien. Zodra op de server een enkele KDE-sessie (of een andere omgeving) draait, zijn er voor volgende sessies weinig extra systeembronnen nodig.
Het toestaan van een andere aanmeldmethode op uw computer brengt echter vanzelfsprekend veiligheidsrisico's met zich mee. U zou dit alleen maar moeten doen als u X-Servers op afstand moet toestaan op uw systeem aanmeldsessies te starten. Voor gebruikers met een enkele UNIX®-computer is dit niet nodig.
U kunt deze functie gebruiken om kdm op afstand te beheren. Het is vooral bedoeld voor gebruik door ksmserver en kdesktop vanuit een draaiende sessie, maar andere toepassingen zijn ook mogelijk.
De sockets zijn UNIX®-domain-sockets die zich in submappen bevinden van de map die door FifoDir
= gespecificeerd is. De submap is de sleutel voor adresseren en beveiligen; de sockets hebben allemaal de bestandsnaam socket
en de rechten zijn rw-rw-rw-
(0666). Dit is gedaan omdat sommige systemen niets aan de rechten van de socket-bestanden doen.
Er zijn twee soorten sockets: de globale (dmctl) en per-display (dmctl-<display>) (voor elke weergave apart).
De submap van de globale socket is eigendom van root, de submappen van de per-display-sockets zijn eigendom van de gebruiker van de sessie (root of de aangemelde gebruiker). Groepeigendom van de submappen kan ingesteld worden bij FifoGroup=, anders is dit root. De rechten van de submappen zijn rwxr-x--- (0750).
De velden van een commando worden door tabstops gescheiden (\t), de velden van een lijst worden door spaties gescheiden, letterlijke spaties in lijstvelden worden aangegeven door een \s.
Het commando wordt beëindigd met een teken voor een nieuwe regel \n).
Het zelfde gaat op voor antwoorden. Het antwoord bij succes is ok, mogelijk gevolgd door de gevraagde informatie. Het antwoord bij een fout is een errno (foutnummer) (bijv. perm, noent, etc.) gevolgd door een langere uitleg.
Globale commando's
display
(now
| schedule
) user
password
[session_arguments]Gebruiker op gespecificeerde display aanmelden. Als now
gespecificeerd is, wordt een eventueel draaiende sessie ge-killed, anders wordt de gebruiker aangemeld nadat de sessie normaal afgesloten is. "session_arguments" zijn printf-achtige "escaped" tekens voor .dmrc. Niet-vermelde toetsen nemen de eerder opgeslagen waarden over.
Commando's per-display:
De display wordt als vergrendeld gemarkeerd. Als de X-Server in deze situatie crasht, volgt er geen automatische heraanmelding, zelfs niet als die optie ingeschakeld is.
Keert het effect van het commando lock om, maakt ook automatisch heraanmelden weer mogelijk.
De draaiende sessie wordt hardhandig afgebroken. Er volgt geen automatische heraanmelding, maar er wordt wel een "login"-commando uitgevoerd.
Commando's voor alle sockets
Retourneert een lijst met de mogelijkheden van deze socket:
identificeert kdm, voor het geval dat een andere DM dit protocol ook implementeert
het respectievelijke commando wordt ondersteund
Het commando listbootoptions en de optie =
om het commando shutdown uit te voeren worden ondersteund
shutdown wordt ondersteund en is teogestaan voor de vermelde gebruikers (een door komma's gescheiden lijst.) * betekent alle gebruikers die gemachtigd zijn.
Geforceerd afsluiten mag door de vermelde gebruikers uitgevoerd worden.
Geforceerd afsluiten mag door iedereen uitgevoerd worden
Er zijn reserve-displays geconfigureerd en op dit moment zijn er number (aantal) beschikbaar
all
| alllocal
]Retourneert een lijst met draaiende sessies. Standaard worden alle actieve sessies vermeld. Als all
gespecificeerd is, worden passieve sessies ook vermeld. Als alllocal
gespecificeerd is, worden passieve sessies ook vermeld, maar alle binnenkomende sessies op afstand worden overgeslagen.
Elk sessie-item is een door komma's gescheiden tupel van:
Display- of TTY-naam
VT-naam voor lokale sessies
Naam van aangemelde gebruiker, leeg voor passieve sessies en uitgaande sessies op afstand (local chooser mode)
Sessietype of “<remote>” voor uitgaande sessies op afstand, leeg voor passieve sessies.
Een vlag-veld:
*
voor de display die aan de vragende socket toebehoort.
!
voor sessies die niet door de vragende socket ge-killed kunnen worden.
In de toekomst kunnen niuwe velden toegevoegd worden.
timeout in seconds
]Start een reserve-aanmeldscherm. Als er niemand zich binnen de gespecificeerde tijd aanmeld (standaard één minuut), wordt de display weer verwijderd. Wanneer de sessie op de dizplay wordt afgesloten, wordt de display ook verwijderd.
Alleen toegestaan op sockets van lokale displays en de globale socket.
vt
|display
)Schakel naar een bepaalde VT (virtuele terminal). De VT kan rechtstreeks (bijv. vt3
) of door de display die de VT gebruikt (eg; :2
) gespecificeerd worden.
Alleen toegestaan op sockets van lokale displays en de globale socket.
Geeft een lijst van de beschikbare boot-opties.
reboot
| halt
) [=bootchoice
] (ask
|trynow
|forcenow
|schedule
|start (-1
|end (force
|forcemy
|cancel)
)
)
)Verzoek om een systeem-shutdown;; ofwel een reboot ofwel een halt/poweroff.
Voor de volgend start kan een OS (besturingssysteem) gespecificeerd worden uit de lijst die door listbootoptions geretourneerd werd.
Wanneer per-display-sockets om shutdowns verzoeken, worden deze uitgevoerd wanneer de huidige sessie op die displayu afgesloten wordt. Zulke verzoeken kunnen een dialoogvenster openen waarin om bevestiging en/of authenticatie gevraagd wordt.
start
is de tijd waarop de shutdown gepland staat. Als dit met een plus-teken begint, wordt de huidige tijd erbij opgeteld. Nul betekend onmiddelijk.
end
is de uiterlijke tijd waarop de shutdown uitgevoerd gaat worden als er nog steeds actieve sessies draaien. Als het met een plus-teken begint, wordt de begintijd erbij opgeteld. -1 betekent dat er eindeloos gewacht wordt. Als "end" voorbij is en er draaien nog steeds actieve sessies, heeft kdm één van de volgende mogelijkheden:
cancel
- annuleer de shutdown
force
- voer de shutdown hoe dan ook uit
forcemy
- voer de shutdown hoe dan ook uit als alle actieve sessies aan de gebruiker, die het verzoek doet, toebehoren. Alleen voor per-display-sockets.
start
en end
worden in seconden gespecificeerd sinds het begin van het UNIX®-tijdperk.
trynow
is een synoniem voor 0 0 cancel
, forcenow
voor 0 0 force
en schedule
voor 0 -1
.
ask
probeert een onmiddellijke shutdown uit te voeren en laat dit de gebruiker weten als er nog actieve sessies draaien. alleen voor per-display-sockets.
local
|global
}Annuleer een geplande shutdown. De globale socket annuleert de verwachte shutdown altijd, terwijl per-display-sockets de wachtrij met verzoeken annuleren.
Retourneert een lijst met informatie over shutdowns.
De items zijn door komma's gescheiden tupels van:
(global|local) - verwachte shutdown vs. shutdown in wachtrij. Een lokaal item kan alleen door een per-display socket geretourneerd worden.
(halt|reboot)
start
end
("ask"|"force"|"forcemy"|"cancel")
Numeriek gebruikers-ID van de gebruiker die het verzoek gedaan heeft, -1 voor de globale socket.
De volgende boot OS-keuze of "-" als er geen OS gespecificeerd is.
In de toekomst kunnen nieuwe velden toegevoegd worden
Er zijn twee manieren om de sockets te gebruiken:
Rechtstreeks aansluiten. FifoDir wordt geëxporteerd als $DM_CONTROL
; de namen van per-display-sockets kunnen uit $DISPLAY
afgeleid worden.
Door het commando kdmctl te gebruiken (bijv. vanuit een shell-script). Typ kdmctl -h
om meer informatie te vinden.
Hie is een voorbeeld bash script “reboot in FreeBSD”:
if kdmctl | grep -q shutdown; then IFS=$'\t' set -- `kdmctl listbootoptions` if [ "$1" = ok ]; then fbsd=$(echo "$2" | tr ' ' '\n' | sed -ne 's,\\s, ,g;/freebsd/I{p;q}') if [ -n "$fbsd" ]; then kdmctl shutdown reboot "=$fbsd" ask > /dev/null else echo "FreeBSD boot unavailable." fi else echo "Boot options unavailable." fi else echo "Cannot reboot system." fi
Omdat kdm afgeleid is van xdm, kan de xdm man-pagina nuttige achtergrondinformatie bevatten. Voor problemen die aan X gerelateerd zijn, kunt u de man-pagina's X en startx doorlezen. Als u vragen over kdm hebt die niet in dit handboek beantwoord worden, maak dan gebruik van het feit dat kdm onder de voorwaarden van de GNU General Public License geleverd wordt: kijk in de broncode.
kdm is afgeleid van, en bevat code uit xdm (C) Keith Packard, MIT X Consortium.
kdm 0.1 is geschreven door Matthias Ettrich. Latere versies tot KDE 2.0.x zijn geschreven door Steffen Hansen. De beschrijving van enkele nieuwe functies voor KDE 2.1.x en een grootschalige herziening voor KDE 2.2.x is gedaan door Oswald Buddenhagen.
Andere delen van de kdm-code zijn copyright van de makers, en uitgegeven onder de voorwaarden van de GNU GPL. Iedereen mag wijzigingen aan kdm maken en het resultaat opnieuw uitgeven zolang de namen van de oorspronkelijke auteurs vermeld worden.
kdm vereist de Qt™-bibliotheek, copyright Troll Tech AS.
Bijdragen aan de documentatie van:
Documentatie geschreven door Steffen Hansen (stefh AT dit.ou.dk)
Documentatie uitgebreid door Gregor Zumstein(zumstein AT ssd.ethz.ch)
. Laatste herziening: 9 augustus 1998
Documentatie herschreven voor KDE 2 door Neal Crook (nac AT forth.org)
. Laatste herziening: 6 augustus 2000
Documentatie herschreven voor KDE 2.2 door Oswald Buddenhagen (ossi AT kde.org)
. Laatste herziening: augustus 2001.
Documentatie copyright Steffen Hansen, Gregor Zumstein, Neal Crook en Oswald Buddenhagen. Dit document bevat ook grote delen van de xdm-man-pagina, (c) Keith Packard.
Deze documentatie valt onder de bepalingen van de GNU vrije-documentatie-licentie.
Deze toepassing valt onder de bepalingen van de GNU General Public License.
Would you like to make a comment or contribute an update to this page?
Send feedback to the KDE Docs Team